- zijn
- zijn1{{/term}}〈het〉1 [het bestaan] being ⇒ existence2 [de persoonlijkheid] being ⇒ soul————————zijn2{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [bestaan, zich bevinden, gebeuren] be2 [behoren aan] be3 [leven] be, live, be alive4 [bezig zijn met] be5 [bedragen] be♦voorbeelden:1 er zijn mensen die … • there are people who …dat kan/mag wel (zo) zijn • be that as it mayzij het dat hij … • although he …wat is er? • what's the matter?; 〈wat wil je zeggen〉 what is it?wat zal het zijn? • what'll it be?wat niet is, kan nog komen • Rome wasn't built in a daywe zijn er • here we arehoe het ook zij • whatever the case may be, in any eventhoe ver ben je? (in een boek) • how far have you got?als het ware • as it werehet is of ik hem meer gezien heb • I feel as if/ 〈informeel〉like I've seen him before3 er was eens een koning … • once (upon a time) there was a king …die man is er geweest • that man is done forvader is niet meer • father is no longer alive4 Piet is lopen/voetballen • Piet is (out) running/playing football¶ wij zijn met de trein • we have come by trainvan wanneer is dat boek? • when was that book written?II 〈koppelwerkwoord〉1 be♦voorbeelden:1 dat zijn mijn ouders • those are my parentsdaar is niets van waar • that's not at all truedat is te doen • that can be donedát is nog eens lopen • (now) that's what I call walkingben ik? • is it my turn?die beker is van tin • that cup is made of tinals ik jou was, zou ik … • if I were/ 〈informeel〉was you, I would …III 〈hulpwerkwoord〉1 [van tijd] have2 [van de lijdende vorm] be♦voorbeelden:1 er waren gunstige berichten binnengekomen • favourable reports had come in2 hij is geprezen • he has been commended————————zijn3{{/term}}〈bezittelijk voornaamwoord〉1 his ⇒ 〈met betrekking tot dieren/zaken〉 its, 〈met betrekking tot onpersoonlijk onderwerp〉 one's♦voorbeelden:1 〈informeel〉 vader zijn hoed • father's hatdit is zijn huis • this is his housede zijnen • his family/ 〈informeel〉peopleieder het zijne geven • give every man his due¶ hij heeft het zijne gedaan • he has done his parthij wilde er het zijne van weten • he wanted to know (just) what was what
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.